by Pepijn Lewis
Share
Door Pepijn Lewis
Deel dit bericht
In de aanloop naar de waterschapsverkiezingen interviewen we deskundigen over belangrijke thema’s. Waterschappen gaan over het beheer en de kwaliteit van water, maar ook over zuivering van afvalwater. De 21 waterschappen beheren gezamenlijk ruim 300 rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). Vandaag spreken we met Leon Korving, chemisch technoloog die al jaren met rioolwaterzuivering bezig is: “De Nederlandse watertechnologie industrie is te vergelijken met Ajax: we ontwikkelen nieuwe technologie, testen die in Nederland en verkopen die door aan grotere buitenlandse partijen.” Een pleidooi voor meer experimenteerruimte, samenwerking en onderzoek, én voor duidelijke doelen.
Zijn er veel afvalwaterstoffen deskundigen in Nederland?
Leon Korving: Zeker, maar er zijn veel meer waterzuiveringsspecialisten dan grondstoffenspecialisten. Al met al is het een flinke groep, ook hier bij Wetsus hebben we veel mensen die zich bezighouden met waterzuivering en grondstoffen terugwinnen. Ik heb zelf chemische technologie gestudeerd; ik vond het altijd al fascinerend dat als je twee stoffen bij elkaar doet, er dan iets gebeurt, dat er een reactie komt. De hardcore-chemische wereld was niets voor mij, mijn voorkeur was vanaf het begin de milieutechnologie, om me zo in te zetten voor publieke doelen. In Nederland wordt er zowel vanuit de overheid als vanuit bedrijven gewerkt aan milieutechnologie en ik heb in mijn carrière voor beide gewerkt. Een goed voorbeeld van een publiek initiatief om grondstoffen te verwaarden is het bedrijf AquaMinerals – dat 20 jaar geleden al is opgericht vanuit de drinkwatersector om afvalwaterstromen te benutten en waarde te halen uit restproducten. Daar hebben zich inmiddels vijf waterschappen bij aan gesloten en binnenkort volgen er meer.
Opvallend dat het initiatief vanuit de drinkwatersector kwam, rioolwaterzuivering heeft toch veel meer reststromen dan drinkwaterproductie?
LK: Dat klopt zeker, maar drinkwaterproductie heeft ook reststromen, bijvoorbeeld ijzerhoudende mineralen die met grondwater worden opgepompt. Drinkwater heeft ook een schoner imago, bij rioolwater is de perceptie meteen anders. Wij proberen daarom altijd weg te blijven van het poep-en-piesbeeld. Maar inderdaad, grondstoffen uit rioolwater recyclen is zeer de moeite waard. Drinkwaterbedrijven functioneren ook weer heel anders dan waterschappen, ze hebben een directeur die de koers bepaalt. Waterschappen zijn veel politieker. Dat maakt het wellicht niet zo gek dat veel van de innovatie in de drinkwatersector is begonnen.
Kerntaken waterschappen veranderen
Is de politieke organisatie een reden dat waterschapen achterlopen?
LK: Het is wel moeilijker om vaart te maken. Maar er zijn meerdere redenen aan te wijzen. Rioolwaterzuivering is een doelgerichte taak: je wilt van vies water schoon water maken. Daar heb je verder niemand voor nodig. Waterschappen zijn goede uitvoeringsorganisaties die dat zelfstandig kunnen doen. Maar als je grondstoffen wilt terugwinnen dan heb je veel andere partijen nodig. De verwerkende industrie wil graag een constante kwaliteit en garanties over volumes. Daar is interactie voor nodig: welke kwaliteit is nodig, wat kunnen afnemers ermee? Je moet een beetje ondernemend zijn om grondstoffen te kunnen verwaarden. Dat zijn de waterschappen niet, en regelmatig vragen waterschappen zich af of dat wel tot hun kerntaken hoort. Maar kerntaken veranderen. Inmiddels is er meer juridische duidelijkheid: waterschappen kunnen hun grondstoffen vermarkten en dat gebeurt ook langzaam steeds meer.
De kip-ei problemen van de circulaire RWZI
Een veelgehoord doel is om in Nederland alle rioolwaterzuiveringen in 2050 circulair te laten zijn. Daarvoor is een grote transitie nodig. Gaat dat lukken?
Er is vanaf de jaren ’70 veel gebeurd. Er kwamen strengere eisen aan de lozing op rivieren of andere wateren, en in de jaren negentig is er flink geïnvesteerd in fosfaat en stikstofverwijdering. Voor een circulaire RWZI is de volgende stap het op grote schaal terugwinnen van grondstoffen uit rioolwater. Er wordt nu veel geëxperimenteerd met allerlei nieuwe technologieën om dat te doen. Sommige waterschappen zijn bijvoorbeeld bezig met het produceren van een natuurlijke plasticvervanger of Kaumera, een gelachtig materiaal. Diverse waterschappen hebben ook al installaties gerealiseerd om fosfaat terug te winnen in de vorm van struviet. In het begin was het heel moeilijk om daar een afzetmarkt voor te vinden. Inmiddels vraagt de markt om struviet, maar nu kunnen de waterschappen niet genoeg leveren.
Volledig circulair is dan nog een volgende stap en eigenlijk zelfs een compleet nieuw verhaal. Nu kijken de meeste initiatieven meestal nog naar één grondstof, maar eigenlijk moet je alles inpassen in één nieuw, integraal concept. We kunnen nog niet zeggen hoe die waterzuivering er in 2050 uitziet, en we weten niet eens zeker of volledig circulair wel kan. Alles is nog in ontwikkeling, dus we moeten vooral flexibel zijn. Waterschappen zijn daar nog slecht op voorbereid. Ze zijn zeer taakgericht en tevreden als de lozing aan de normen voldoet. Maar je komt nu in een innovatieve fase terecht waarin je interactie en ondernemerschap nodig hebt om te kijken wat het beste is om te doen. En dan moet je ook nog verkoper zijn, relaties aangaan met bedrijven en consumenten, en de regelgeving beïnvloeden. Er is hierbij ook een kip-ei probleem. We hebben dankzij nieuwe technische ontwikkelingen producten in handen waarvan we de waarde nog niet kennen en dat maakt een investering onzeker. De geproduceerde hoeveelheden zijn in deze fase nog klein. Een afnemer kan pas garanties voor de waarde geven als hij iets weet over kwaliteit en hoeveelheden. De enige oplossing is dan toch maar een proef te doen en een demonstratiefabriek neer te zetten om zo voldoende volume te creëren. Zekerheid heb je niet, maar in het verleden is zo ook veel bereikt. Ik werkte bij SNB (Slibverwerking Noord Brabant) die een kwart van het Nederlandse rioolslib verwerkt en in de jaren negentig hebben de waterschappen veel lef getoond om te investeren in een grote verbrandingsinstallatie. Die installatie is nu energieneutraal. Demo-projecten zijn nodig om te laten zien dat het kan en die leggen de kiem voor vervolgprojecten. Ik ben ook betrokken bij een gezamenlijk project van de waterschappen, het PHA2USE project voor de productie van een plasticvervanger uit slib. Dat is ook een voorbeeld van zo’n kip-ei project. De markt was al geïnteresseerd maar er was meer volume nodig. Met positieve reacties van de industrie konden we waterschappen overtuigen een grootschalige proef op te zetten. Die demo-installatie kan nu honderden kilo’s produceren. Er is ook een startup bij betrokken, opgetuigd met enkele miljoenen van investeerders. Zo ontstaat dus niet alleen een push vanuit de techniek, maar ook een pull vanuit de markt.
Als die RWZI in de toekomst volledig circulair is, wordt er dan nog slib verbrand?
LK: Slib verbanden is niet ideaal, maar er zijn goede reden om het nu nog te doen. Slib adsorbeert heel veel afvalstoffen: medicijnresten, chemische verontreinigingen, microplastics en zware metalen. Door te verbranden kom je daarvan af. Je kan wellicht nog veel meer grondstoffen terugwinnen, maar je houdt ook een residu over met de restverontreinigingen dat je verantwoord moet zien kwijt te raken. Het zou de circulaire ontwikkeling echt helpen als die verontreinigingen er niet meer in zitten, dan is verbranding ook niet meer nodig. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst. Je ziet dat waterschappen nu proberen een vierde zuiveringstrap toe te voegen, maar dat is erg duur en gebruikt heel veel energie. Voorkomen is dus veel belangrijker, bijvoorbeeld door ongebruikte medicijnen niet het in riool te gooien, industrieën af te koppelen of zelfs door decentrale sanitatiesystemen te ontwerpen.
Van de medicijnen die wel gebruikt zijn vinden we veel terug, bijvoorbeeld van de pil en van een pijnstiller als diclofenac. Farmaceuten hebben geen prikkel om medicijnen te ontwikkelen die makkelijk afbreken. Maar het kan wel: er zijn alternatieven voor diclofenac (zoals naproxen), en uit onderzoek blijkt dat je daarvan minder sporen terugvindt. Als je in 2050 de circulaire RWZI wil hebben, dan is inzetten op preventie een route die je kan volgen. Verbranding blijft echter nog steeds een oplossing, zolang we schadelijke stoffen overhouden in het residu. Beide scenario’s verdienen de komende jaren onze aandacht.
Decentrale systemen voor de zuivering van de toekomst
Waarom zijn decentrale systemen schoner? Er komen dan toch ook medicijnresten in het afvalwater?
LK: Dat is zo, maar je mag verwachten dat mensen wat beter opletten als ze hun eigen afvalwater hergebruiken. Dan gooi je geen sigarettenpeuken meer in het riool, en let je meer op wat je doorspoelt in de wc. We hebben bij Wetsus al lange tijd ervaring met decentrale sanitatie, bijvoorbeeld met het project Waterschoon in Sneek. Maar het is een lastig onderwerp, waar je juist ook veel sociale bottlenecks ziet. Vanuit technisch opzicht zijn we er wel zo’n beetje uit hoe zo’n decentrale zuivering eruit zou kunnen zien, maar door de kleinere schaal is hij wel snel wat duurder dan een centrale zuivering. Maar als je breder kijkt zijn er ook veel andere voordelen die niet altijd meegerekend worden, zoals bijvoorbeeld de kosten voor de riolering die je niet meer nodig hebt, de mogelijk integratie met de warmtehuishouding van huizen en het feit dat je een veel schoner restproduct hebt. Het is alleen moeilijk om een dergelijke integrale afweging mee te nemen in de keuze voor een decentrale of centrale zuivering en we willen met sociale wetenschappers bij Wetsus gaan kijken hoe je dit wel kan doen. Richting 2030 moet je afspreken om experimenteerruimte hiervoor met elkaar in Nederland te realiseren, zodat je daarna over 15 jaar voor een hele stad iets kan realiseren.
Is er genoeg kennis in de zuiveringssector om alle ontwikkelingen verder uit te werken?
LK: We hebben in Nederland vrij veel technologische kennis tot onze beschikking. Maar je ziet dat voor veel grote initiatieven ook sociale en politiek-bestuurlijke kennis nodig is. Met technologie alleen lossen we het niet op. Een recent reviewpaper geeft hier een mooi wetenschappelijk overzicht van. Er beginnen daarom bij Wetsus nu ook sociale onderzoekers om naar maatschappelijke ontwikkelingen te kijken. In de praktijk is regelgeving soms een probleem, maar we zien af en toe ook dat dat als excuus wordt gebruikt om niets te doen. Regelgeving loopt altijd achter en daar moet je mee dealen. De nieuwe EU-regelgeving over stedelijk afvalwater brengt hopelijk wel wat meer duidelijkheid.
Over regelgeving die achterloopt gesproken: zijn er ook al technische oplossingen om de uitstoot van broeikasgassen zoals lachgas bij zuiveringsinstallaties te meten en te verminderen?
LK: Lachgas is een redelijk inherent probleem van een RWZI. Er zijn wel grote verschillen per installatie. Waarschijnlijk is er dus wat aan te doen door middel van procesoptimalisatie, maar helemaal voorkomen is met de huidige installaties lastig. Het meten van lachgas is daarnaast ook lastig. Dus als de waterschappen dit heel belangrijk vinden, dan moet je daar met elkaar zwaar op inzetten. Als je goed kan meten, dan kan je ook de uitstoot van lachgas koppelen aan de CO2-prijs, en dan wordt het rendabel om te investeren in schonere technologie. Als je het helemaal wilt voorkomen moet je misschien zelfs een heel ander ontwerp hebben: en dan komen we weer uit op de RWZI van de toekomst. Bij waterschap Vallei en Veluwe is een kleine RZWI (Waterfabriek Wilp) waar ze zijn afgestapt van de nu gangbare biologische zuivering naar een compleet chemisch proces. Daar moet je mee experimenteren.
Wat je ziet met innovaties: iedereen is hard bezig met het vinden en uitproberen van oplossingen. Maar soms is een duidelijk doel vanuit de politiek zeer wenselijk. Er gebeurt dan uiteindelijk veel meer want is er één doel om met elkaar naartoe te werken. Het formuleren van zo’n gemeenschappelijk en bindend doel zou voor het aanpakken van de lachgasuitstoot op RWZI’s een goed idee kunnen zijn.
De elektrische auto als voorbeeld van de RWZI van de toekomst
Dus het is ook goed dat waterschappen zich ten doel stellen om in 2035 klimaatneutraal te zijn?
LK: Ja, dan hebben we namelijk een doel om ons op te richten. Maar voor de zuiveringsinstallaties is het echt de vraag of je niet moet stoppen met oude systeem te optimaliseren. We hebben immers niet alleen een doel voor 2035 maar ook om in 2050 volledig circulair te zijn. Het is maar de vraag of je dat doel kan bereiken met de huidige concepten. Vergelijk het met een benzinemotor: die kan je eindeloos blijven perfectioneren, maar dan kom je nooit uit bij een elektrische auto. In de zuiveringen hebben we die ‘elektromotor’ nog niet. Er zijn wel ideeën voor. Een voorbeeld is het zojuist genoemde decentraal zuiveren. Maar we hebben nog veel meer ideeën en experimenten nodig om tot de elektromotor van de rioolwaterzuivering te komen.
Zorg voor een kapitein die koers houdt
Wat kunnen de waterschappen in de komende bestuursperiode het beste doen?
LK: Zorg dat er voldoende experimenteerruimte is om op groot technische schaal nieuwe concepten uit te testen. Werk beter samen en blijf niet op je eigen eilandje zitten. Laat de Unie van Waterschappen en Stowa hier een rol in spelen. Bed experimenten in in een duidelijk visie en organisatorische structuur en zorg dat er een kapitein is op het schip die koers houdt, maak het niet vrijblijvend. De waterschappen moeten zich realiseren dat we in een transitiefase zitten. En dat de structuur van een waterschap daar niet goed op aansluit. Dat is op zich niet erg. Maar voor dat transitiemanagement moeten we dus wat anders met elkaar organiseren. De initiatieven zijn er wel, maar het kan meer en beter. Als je dat met elkaar erkent, dan besef je dat je meer en grotere risico’s moet nemen. En dan moet je ook de consequenties verbinden aan deze erkenning. Accepteer dat er zaken minder goed blijken te werken dan gedacht en dat innovatie tijd nodig heeft. Het politieke systeem wringt soms. Nu moeten we in innovatieprojecten soms voor 50.000 euro naar het algemeen bestuur!
Met het Energie- en Grondstoffenfabriek-initiatief hebben de waterschappen wel al een stap in de goede richting gezet, maar de financiering, sturing en organisatie kan nog steviger. Je ziet nu dat steeds meer waterschappen zich aansluiten bij AquaMinerals om hun herwonnen grondstoffen te laten verwaarden en wellicht is dit het begin van de professionalisering van deze afzet.
Doen anderen dit beter, bijvoorbeeld in het buitenland?
We zijn als Nederland op zich best innovatief en hebben met elkaar veel kennis. Maar we missen de grote bedrijven zoals het Franse Veolia om die techniek uit te rollen over de hele wereld. Dat is op zich niet erg, onze rol is te vergelijken met die van Ajax: we scouten nieuwe technieken en verkopen ze door aan de grote buitenlandse clubs. Dat is een prima plek voor een klein land om te zitten. We hebben veel MKB partijen die winst maken in hun niche en zaken weer doorverkopen aan grotere bedrijven. Maar dat we goed bezig zijn, betekent nog niet dat het goed genoeg is, we hebben immers grote uitdagingen voor de boeg.
Dorette Corbey & Pepijn Lewis
In deel 8 - en het voorlopige slot - van onze interviewreeks spraken we met Hans Vollaard: politicoloog en mede-redacteur van het boek: ‘Waterschappen, democratie in een onbekend bestuur’. Hij onderzocht en observeerde de politieke cultuur in de waterschappen.
In Deel 7 van onze interviewserie spreken we met Jelle Hannema, directievoorzitter van Vitens. “Ik zal niet zeggen dat er nu een watercrisis is, maar als we zo doorgaan komt die er wel. We moeten op een nieuwe manier gaan polderen.”
Deel 6 van onze interviewserie! We spreken met Aimée Slangen over urgentie en over hoop. Dr. Slangen is werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en ze is een van de vijf Nederlandse auteurs die bij hebben gedragen aan het deel ‘The Physical Science’ van het laatste IPCC-rapport. Aimée Slangen: “Er is […]
Vandaag deel 4 van onze serie: Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving.