Categories: Interview

by Pepijn Lewis

Share

Categories: Interview

Door Pepijn Lewis

Deel dit bericht

Nederland heeft 10 drinkwaterbedrijven die verenigd zijn in de Vewin, de vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland. Van die drinkwaterbedrijven is Vitens de grootste: het bedrijf levert drinkwater aan een op de drie Nederlandse huishoudens. In Deel 7 van onze interviewserie spreken we met Jelle Hannema, directievoorzitter van Vitens. Het gesprek gaat over samenwerking tussen drinkwaterbedrijven en de waterschappen, over een gezamenlijke agenda of zelfs een akkoord. We spreken over waterkwaliteit, droogte en de grote uitdagingen voor de toekomst. “Ik zal niet zeggen dat er nu een watercrisis is, maar als we zo doorgaan komt die er wel. We moeten op een nieuwe manier gaan polderen.”

 

Wat verwacht je van de nieuwe besturen na de waterschapsverkiezingen in maart?

Jelle Hannema: Van de waterschappen verwacht ik een volwaardig partnerschap: gezamenlijke kijken naar onze opdracht en samen een agenda voor de toekomst opstellen. Als drinkwaterbedrijven zijn we namelijk onderdeel van de publieke waterfamilie. Maar soms blijkt onze rechtsvorm nu nog een belemmering om aan tafel te komen. Want wij zijn geen overheid, zoals waterschappen en provincies, ook al zijn onze aandeelhouders wel publiek, namelijk de gemeenten en provincies.  Ik krijg regelmatig te horen: wij betrekken jullie niet, of jullie gaan daar niet over want jullie zijn geen overheid. Vanuit het verleden is dat wellicht te begrijpen, maar we moeten samen kijken naar de toekomst: welke opgaven hebben we? En hoe kunnen we elkaar versterken?

 

Waarde zien in waterkwaliteit

 

Hoe ziet die gezamenlijke agenda eruit?

JH: We zien dat we in Nederland momenteel grote moeite hebben om problemen op te lossen. Als dat voortduurt dan wordt een probleem een crisis. Kijk alleen maar naar stikstof, of naar de woningmarkt. We hebben een groot probleem met de waterkwaliteit en met de beschikbaarheid van water. Ik wil het woord watercrisis niet noemen, maar we moeten wel snel de bakens verzetten om waterkwaliteit en kwantiteit op orde te krijgen.

We doen in Nederland ondertussen vrij laconiek over de waterkwaliteit. Er wordt gezegd dat we tijd genoeg hebben, dat we volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) pas in 2027 de boel op de orde moeten hebben, of dat alleen maatregelen inzetten al voldoende is voor Europa. Maar los van hoe Europa naar ons kijkt: Nederland moet zelf waarde hechten aan een goede waterkwaliteit. Hoe slechter de waterkwaliteit, hoe meer we zullen moeten zuiveren om dat water geschikt te maken voor consumptie. Dat is in zekere zin de tragiek van ons bestaan als drinkwaterbedrijf: zuiveren is een van onze kerntaken, dus wij doen het toch wel. Maar wij kijken meer en meer naar de waterschappen. Zij hebben een belangrijke taak om borg te staan voor de waterkwaliteit.

Door de droogte van de laatste zomer gaat het nu vaak over de kwantiteit: is er voldoende water beschikbaar? Een belangrijke vraag, maar we moeten niet vergeten dat droogte ook invloed heeft op de kwaliteit. Dat issue is ook alleen maar groter geworden. Door droogte wordt op de zandgronden door gewassen minder nitraat opgenomen. Dat komt weer terug in het milieu, in het water dus.

 

Hoe verloopt de samenwerking met provincies en waterschappen? Zijn er niet te veel stakeholders voor een grote partij als Vitens?

JH: Als Vitens hebben we te maken met negen waterschappen. Bestuurlijke organisatie is altijd een gecompliceerd onderwerp dat snel gevoeligheden oproept. De drinkwatersector is heel anders georganiseerd dan de waterschappen en de provincies. Je hebt soms meerdere drinkwaterbedrijven binnen een provincie en omgekeerd hebben sommige drinkwaterbedrijven te maken met meerdere provincies. Vitens voorziet een derde van Nederland van drinkwater, in meerdere provincies. Wij zien dat discussies over water heel erg binnen provinciegrenzen worden gevoerd. Dat is niet onze voorkeur, want provincie- of waterschapsgrenzen zijn eigenlijk niet relevant. Wij willen kijken naar het watersysteem, de bodem en de watervoorraden. Waar gaan we nieuwe bronnen in gebruik nemen en van welke bronnen nemen we afscheid? Dat maakt deel uit van onze visie en strategie. We kijken daarbij ook naar brondiversificatie. En we kijken naar duurzaamheid zowel gericht op het watersysteem, en ook gericht op transport, energie, hergebruik van grondstoffen etc.

Of we teveel provincies en waterschappen hebben, weet ik niet. Maar wel dat ik een enorme behoefte heb (en dat zal voor andere drinkwaterbedrijven minder zijn) aan een visie vanuit het watersysteem en niet vanuit de bestuurlijke grenzen. Omdat al die provincies en soms ook waterschappen de zaken binnen eigen grenzen willen houden. Maar als we alleen naar ons eigen stukje kijken, komen we gezamenlijk niet verder.

 

Landbouw en natuur

Over het algemeen is onze samenwerking met de waterschappen best redelijk. Soms kan het ook beter, maar dat verschilt enorm per waterschap. In de praktijk wordt de samenwerking per relatie anders ingevuld, op basis van de opgaven die er liggen. Met bijvoorbeeld Waterschap Zuiderzeeland hebben we een goed contact maar geen intensieve samenwerking. In gebieden waar verdroging structureel is, zijn de opgaven groter, maar inherent daaraan ontstaan dan ook grotere spanningsvelden. Er is bijvoorbeeld een belangentegenstelling ontstaan tussen de landbouw, die water wil gebruiken voor gewassen, en het drinkwaterbedrijf. Wat ik ook merk is dat er binnen Algemene Besturen van sommige waterschappen best wel spanning kan ontstaan tussen de belangen voor natuur en die voor landbouw. In sommige regio’s richt zo’n bestuur dan zijn pijlen op een relatieve buitenstaander: de drinkwatersector. Dan ontstaat het beeld dat ook wij concurreren om water met ook de landbouw.

 

Is het goed om water leidend maken bij besluiten over bouw van woningen, wegen en andere infrastructuur?

JH: We zijn blij met de recente kamerbrief Water en Bodem sturend van de minister. De keuzes binnen waterschappen zijn nu niet eenvoudig. Moeten waterpeilen altijd de functie volgen? Moeten we als samenleving elke functie blijven faciliteren? In een drukbevolkt land als Nederland is het verstandig om meer uit te gaan van het natuurlijke watersysteem en dan te kijken wat er mogelijk is: woningen, bedrijvigheid, landbouw of natuur, dan wel een combinatie. Maar de functie moet eerder het peil volgen. Dat blijft lastig, maar het is daarom goed dat het kabinet nu water en bodem sturend wil maken bij keuzes in de ruimtelijke ordening. Het blijft voorlopig nog super ingewikkeld, want we hebben enorm veel stakeholders.

 

Wij hebben de indruk dat waterschappen moeite hebben die rol in te vullen. Is dat herkenbaar?

JH: Ja dat herken ik. We zijn te gewend geraakt aan het altijd maar faciliteren van de functies die we nu hebben. We zouden nu veel meer aan de voorkant moeten afdwingen bij de inrichting van een gebied dat de waterdoelstellingen scherp en ambitieus zijn opgesteld. Dat zit niet in ons genetisch materiaal.

 

Missen de waterschappen en drinkwaterbedrijven ook niet een toolkit: de bevoegdheid om gewoon ‘nee’ te zeggen tegen plannen die te weinig rekening houden met het watersysteem? 

JH: Waterschappen kunnen nu al de keuze maken om een functie niet te faciliteren. Dat geeft frictie, maar daarmee komen we wel verder. Er moet eigenlijk bij elke nieuwe ruimtelijke inrichting een afweging gemaakt worden. Voor ons is dat veel lastiger: drinkwaterbedrijven hebben een wettelijk vastgelegde leveringsplicht voor woningen. Waterschappen hebben wat meer positie, die kunnen zeggen dat ze het anders willen. Dus als waterschap moet je niet teveel zeggen dat je die toolkit niet hebt. Maar als een drinkwaterbedrijf nee verkoopt, dan hebben we meteen een rechtszaak aan onze broek.

Toch is het ook voor de waterschappen niet makkelijk. In recente gesprekken die ik voerde met de UvW [Unie van Waterschappen] kwam dit wederom naar voren. Als sector moet men nog echt leren nee te zeggen. We zijn als watersector breed gewend te faciliteren. We moeten zorgen dat juist andere ontwikkelingen bij ons aansluiten. We moeten ons dus naar de voorkant wurmen, waar de besluiten worden genomen.

Er zijn ook een paar belangrijke doelen door de minister gesteld, zoals waterbesparing. Daar staan we achter en gaan we mee aan de slag. En dan kan er veel in de bebouwde omgeving.  Maar als je het over water vasthouden hebt, dan zie ik nog geen fundamentele keuzes en geen doelstellingen die zijn geformuleerd.

 

Nationaal Waterakkoord

Vitens was voorstander van een nationaal waterakkoord, wat zou dat akkoord brengen?

JH: Tot nu toe slaat het idee niet erg aan. Maar we praten binnenkort als VEWIN met de UvW, een sessie waarin we verder aan onze samenwerking werken. Die urgentie van samenwerking wordt wel gevoeld.

 

Het waterakkoord leeft nu niet echt, maar het zou de nieuwe bestuurders van waterschappen en van provincies wel richting geven.

JH: De betrokken overheden leken er niet zo veel zin in te hebben, misschien zijn bestuursakkoorden een beetje uit de mode geraakt. Maar inderdaad, er is een sterke ruimtelijke visie nodig, die breed gedragen en ondersteund wordt. Er komen nog veel problemen op ons af. Kijk wat er in de Alpen gebeurt en met de gletsjers. De dynamiek van de Rijn wordt heel anders. Dat zeg ik met veel verdriet, maar je moet het wel vaststellen. Regenval wordt ook heel anders: heftiger, langduriger. We moeten ons daarop wapenen. Het watersysteem in de hele delta krijgt andere kenmerken en daar moeten we ons op voorbereiden. Dat moet gezamenlijk en op meerdere terreinen. Oppervlakte- en grondwater worden nu bijvoorbeeld nog afzonderlijk bestuurd. Dat zou echt samen moeten zijn, en dan kun je ook naar het totale watersysteem kijken.  Het rijk is nog niet erg zichtbaar  actief op deze nationale ontwikkelingen. Maar een waterakkoord kan inderdaad helpen om alle partijen richting te geven. Het is een manier om de bestuurlijke impasse te doorbreken, maar dat kan ook op andere manieren.

 

IJsselmeer als regenton

Als water zo schaars is, waarom is het dan niet gewoon duurder?

JH: Water wordt niet zozeer schaarser in Nederland. We krijgen op jaarbasis zelfs meer neerslag. Dus als we het systeem goed beheren, hoeft er geen schaarste te zijn. We hebben het IJsselmeer als grote regenton. Om dat goed te kunnen gebruiken moet de waterkwaliteit wel verbeteren. En wij kunnen meer oppervlaktewater gaan gebruiken in plaats van grondwater.

Schaarste zie je nu vooral op onze hoge zandgronden. Een boer kan zeggen: jij zit aan mijn water. Dan raken we een schaarste vraagstuk. Wat ik problematisch vind, ook vanuit mijn rol als eindverantwoordelijke is dat we in een strijdmodel terechtkomen (of blijven zitten). Op die manier gaan we het nooit oplossen. Het gaat niet om de vraag: wie is er belangrijker? Het gaat erom dat je gezamenlijk meer water zal moeten opvangen. Dat betekent dat waterwinning én landbouw zich moeten aanpassen. We moeten uit dat strijdmodel komen. Dan komen we toch op die goede oude polder uit. Daarin hebben we elkaar vroeger altijd gevonden. Die mentaliteit is nu weer nodig om water vast te houden. Ompolderen is het eigenlijk.

 

Dorette Corbey, Pepijn Lewis

 

Gerelateerde berichten