Categories: Interview

by Pepijn Lewis

Share

Categories: Interview

Door Pepijn Lewis

Deel dit bericht

De Waterdemocraten zijn begonnen aan een serie interviews over waterbeheer in Nederland. Hoe moeten we omgaan met droogte, met wateroverlast en hoe krijgen we de waterkwaliteit op orde? Nieuwe ideeën zijn nodig: voor de verkiezingsprogramma’s die nu in de maak zijn bij de politieke partijen en voor de nieuwe bestuursperiode na de verkiezingen van maart 2023.

Peter de Ruyter, landschapsarchitect en zoon van een Boskoopse boomkweker trapt af. Een interview op zijn werkkamer in een voormalige Haarlemse huishoudschool.

Je bent al jaren bezig met waterbeheer, en op deze plek denk je na over de toekomst van het Nederlandse landschap. Welke ervaringen neem je mee in je ontwerpen en analyses?

Peter de Ruyter: ik heb een academische opleiding in Wageningen gehad en een praktische op de hogere tuinbouwschool in Boskoop, dat is een goede combinatie. Van landschapsarchitect Alle Hosper leerde ik vervolgens het vak in de praktijk, hij was een echte systeemdenker avant la lettre en keek met die blik naar het landschap en het water in ons land. Met hem heb ik veel ervaring opgedaan in Friesland, met zijn klei-, veen- en zandbodems, waarbij ik me als ‘kind van het veen’ de laatste jaren steeds intensiever ben gaan verdiepen in het laagveen en de veenweideproblematiek.

In de veenweidegebieden komen veel van de grote opgaven, die we nu in het Nederlands landschap zien, samen: bodemdaling, oxidatie van het veen door verdroging en de bijbehorende uitstoot van CO2, verlies aan biodiversiteit en de doorontwikkeling van de landbouw. Het nathouden van ons veen is van groot belang en kan ons helpen om andere grote klimaatproblemen, zoals de huidige droogte, te lijf te gaan. Veen is namelijk een soort spons en kan water opnemen en vasthouden. Maar als veen te lang droog staat dan werkt de spons niet meer, de spons verschrompelt en neemt geen water meer op. In vaktermen: het veen wordt hydrofoob. In een project in opdracht van natuurorganisaties zet ik met collega’s een aantal routes uit om dat te voorkomen. Daarbij moet je wel rekening houden met de grote (cultuurhistorische) verschillen in Nederland. Het veen in Noord-Holland is veel dikker dan het veen in Friesland.

Geef boeren zeggenschap

Wat kunnen we eraan doen om de sponswerking van het veen te beschermen?

PdR: Minder drooglegging en deze het liefst beperken tot 20 centimeter. Dat vraagt aanpassing van het landgebruik. Voor de veehouders in het gebied: aanpassing van de veestapel, bijvoorbeeld lichtere koeien, een ander voerregime, meer kruidenrijk gras, kleinere machines. Of in plaats van gras andere gewassen telen zoals lisdodde, dat gebruikt kan worden als isolatiemateriaal in de woningbouw. Maar dat vraagt allemaal grote veranderingen in de bedrijfsvoering, dat kan alleen stap voor stap.

Daarnaast moet het peilbeheer dynamischer worden gedurende het jaar. We moeten meer gaan meebewegen met de seizoenen. De bodem en het waterbeheer zijn gebaat bij flexibeler peilbeheer. Nu is er vaak een vast zomer- en een vast winterpeil. In de natte periodes moeten we het water langer vasthouden, zodat het grondwater kan worden aangevuld. Dat kan door gebruik te maken van de sponswerking van het veen en dat kan door flexibiliteit binnen grenzen mogelijk te maken.

Een ander idee zou zijn om meer verantwoordelijkheid voor peilbeheer bij de boer zelf te leggen. Zij kennen hun land het best; de opbouw en doorlatendheid van de bodem, de kweldruk in lager gelegen percelen. Als je als waterschap de boeren zelf aan de waterstand laat werken (binnen een regionaal gebiedsplan en de door het waterschap gestelde marges!) dan zou dat het draagvlak voor vernatting van veen kunnen vergroten.

Zoetwatervraag

Als je boeren zelf het waterpeil laat bepalen, krijg je dan geen kleinere peilvlakken en botst dat niet met het principe van natuurlijke oplossingen?

PdR: Kleinere peilvlakken zijn op zich geen probleem. Het gaat er vooral om het water vast te houden – daarvoor zijn eenvoudige oplossingen, zoals stuwen. Maar je hoeft geen pompen en gemalen aan te leggen. Zo’n natuurlijke oplossing is altijd beter dan technologische ingrepen zoals onderwaterdrainage. Dat kost energie en ook geld! De zoetwatervraag in de zomer is de komende tijd het belangrijkste. En ook de reden dat sommige technische oplossingen, zoals onderwaterdrainage, beperkt houdbaar zijn. Onderwaterdrainage vraagt namelijk om meer aanvoer van zoet water in de zomer, juist als de zoetwaterbeschikbaarheid beperkt is. En dat is dus precies de reden waarom zompige veengebieden zo’n belangrijke rol kunnen spelen: die houden gebiedseigen water vast, voor momenten waarop het nodig is.

Vroeger werd in Boskoop de bagger uit de sloot weer op het land verspreid, eigenlijk ook een eenvoudige oplossing om bodemdaling tegen te gaan. Dat kan nu niet meer vanwege de vervuiling, maar het is een voorbeeld van een natuurlijke oplossing. Of neem de Tempelpolder bij Reeuwijk: een diepe polder waar zout water opkwelt. We blijven dat doorspoelen met zoet water, maar daar zitten grenzen aan. Aanpassen is soms beter.

Dat is ook de kern van mijn verhaal over waarom we juist die diepgelegen veenpolders anders moeten gaan beheren en inrichten. We hebben nieuwe treden in het landschap nodig: van natuurgebieden, via nieuw te creëren tussengebieden, naar de lager gelegen landbouwgronden. Natte veenweidegebieden als overgangszone tussen landbouw en natuur kunnen daar een belangrijke rol in spelen. Indirect help je zo ook mee aan de oplossing van het stikstofprobleem, omdat door extensivering een andere bedrijfsvoering ontstaat, gebaseerd op de draagkracht van de bodem en het vasthouden van water.

Veen als waterbuffer: mooier kan het niet

Hoe kunnen we de omslag maken? Is CO2-beprijzing (carboncredits) een oplossing voor financiering?

PdR: Er zijn goede initiatieven en experimenten zoals in het Ilperveld, Noord-Holland met de proef ‘omhoog met het veen’, waar bodemdaling is omgezet in bodemstijging en koolstof wordt vastgelegd in de bodem. Of het project van de milieuorganisaties: “Valuta voor Veen’. De grondwaterstand is direct gerelateerd aan de uitstoot van broeikasgassen, dus als je boeren kan betalen voor vermeden CO2-uitstoot of zelfs voor het vastleggen van koolstof dan heb je daarmee een belangrijk instrument dat de natuurvriendelijke oplossingen ook voor boeren aantrekkelijker kan maken.

Zijn we nog niet te laat? Is het veen nog te herstellen?

PdR: We zijn nog niet te laat, maar als per jaar 2 centimeter van het veen oxideert dan ben je binnen een paar generaties het veen echt kwijt, zeker in Friesland waar het veen nog geen 1 a 2 meter dik is. Dat zou rampzalig zijn, want een betere grond dan veen als natuurlijke waterbuffer kun je niet vinden. Het Friese goud, zoals voormalig gedeputeerde Anita Andriesen het noemde, is dan voorgoed verdwenen. Kortom, we moeten nu echt aan de slag met integrale gebiedsplannen.

Vuist op tafel

Wie gaat dat doen, wie kan de regie nemen?

PdR: Centrale regie is cruciaal. De rijksoverheid legt nu veel bij de provincies neer en ik denk dat die overheidslaag daar ook de juiste voor is. Maar zeker ook de waterschappen, die moeten veel meer van een dienende naar een leidende rol in de ruimtelijke ordening opschuiven. Het waterschap mag best eens met de vuist op tafel slaan. Als laaggelegen delen niet geschikt zijn voor woningbouw of intensieve teelten, dan moet het waterschap daarvoor gaan liggen. En een regionale aanpak die rekening houdt met verschillende bodem- of landschapstypen is altijd beter.

Hoe kunnen waterschappen hun rol de komende 5 jaar invullen?

PdR: Kijk naar het peilbeheer. Dat kan en moet beter. Beweeg met de seizoenen mee. Houd water vast in de winter, voor de steeds drogere zomers. Creëer meer ruimte voor water. Waterschappen zijn nu kampioen waterafvoeren, ze moeten kampioen water vasthouden worden. Geef daarnaast de boeren ruimte en tijd om hun bedrijfsvoering aan te passen. Er is in ons laatste project een stappenplan geschetst voor de omslag van raaigras naar kruidenrijk gras bij een geleidelijk kleiner wordende drooglegging. Dat is goed voor het vochtvasthoudend vermogen van de bodem, goed voor het vastleggen van stikstof en koolstof én goed voor de biodiversiteit. Dat moeten we als maatschappij haalbaar en betaalbaar maken.

De grootste problemen op dit moment liggen in de communicatie, dat vind ik zorgelijk. We moeten beginnen met het respecteren van elkaar. Landbouw en natuur hebben elkaar nodig. Op basis van de diversiteit in ons landschap zijn talrijke hydrologische en ecologische buffers te maken tussen natuur en landbouw, zodat de natuur krijgt wat ze nodig heeft en de boer kan werken met de seizoenen. Eigenlijk ben ik wel optimistisch: er kan heel veel als we bereid zijn naar elkaar te luisteren.

Dorette Corbey, Pepijn Lewis

Gerelateerde berichten