Categories: Interview

by Dorette Corbey

Share

Categories: Interview

Door Dorette Corbey

Deel dit bericht

De Waterdemocraten maken een serie interviews over waterbeheer in Nederland. Hoe moeten we omgaan met droogte, met wateroverlast en hoe krijgen we de waterkwaliteit op orde? Nieuwe ideeën zijn nodig voor de nieuwe bestuursperiode na de waterschapsverkiezingen van maart 2023. Aan de vooravond van zijn afscheidssymposium luidt prof. dr. Piet Verdonschot de noodklok: “We zijn er nog lang niet.”

Foto: Jeroen Oerlemans

U hebt als bioloog een lange loopbaan met onderzoek naar water, natuurbeheer, ecologie en herstelmaatregelen achter de rug. Wat is de huidige stand van zaken in Nederland?

Piet Verdonschot: We hebben nu een aardig inzicht in het functioneren van ecosystemen. En dan komen we tot de conclusie dat er nog verschrikkelijk veel te doen is. 99% van de Nederlandse wateren voldoet niet aan de normen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), niet aan de ecologische en ook niet aan de fysisch-chemische normen. We hebben nog tot 2027 de tijd maar het gaat ons niet snel genoeg lukken: maak je daarover maar geen illusies.

De lidstaten van de EU konden de ecologische normen overigens zelf vaststellen. Nederland heeft dat behoorlijk minimalistisch gedaan en zelfs die minimale normen halen we niet. Over de fysische-chemische normen valt trouwens ook nog wel wat te zeggen: die normen zijn eigenlijk niet relevant, ze zijn ten tijde van de vastlegging nooit goed onderbouwd. Het zouden relevante normen zijn als ze op de eisen die ecosystemen stellen gebaseerd zouden zijn, als de biologie ons zou vertellen dat dat de juiste waardes zijn. Maar daar is nooit voldoende en zinnig onderzoek naar gedaan. De ecologische normen zijn daarentegen wel relevant: die gaan over de feitelijke situatie in een wateroppervlak. Het leven is de graadmeter van de waterkwaliteit.

 

Kuddegedrag belemmert vooruitgang

Doen de fysisch-chemische normen er niet toe? Dat is best een schokkende conclusie. Waarom zijn ze er dan?

PV: Het gaat uiteindelijk om het leven in water. Er is weinig onderbouwing van de normen, er zijn op werkconferenties ter voorbereiding van de KRW getallen geroepen en die zijn overgenomen wanneer het beleidsmatig paste.

Naar mijn mening komt dat door een veel breder probleem in bestuurlijk Nederland. Er is nauwelijks communicatie tussen wetenschappers en politici. Echte informatie bereikt bestuurders en politici onvoldoende. En die bestuurders gaan ook maar af op wat ze aangereikt krijgen. Je ziet het ook in de uitvoering. Er gaan enthousiaste jonge wetenschappers in dienst bij waterschappen na hun afstuderen. Dan zijn ze binnen twee jaar ingevoegd in de organisatiecultuur en gaan ze ofwel mee met de heersende mentaliteit, óf ze vertrekken weer. Er is in organisaties een enorm kuddegedrag. De enkele goeden niet te na gesproken.

Wat zijn de conclusies van twintig jaar KRW?

PV: Veel maatregelen hebben geen verbeteringen opgeleverd. Er was sinds het jaar 2000 wat verbetering in de Nederlandse waterkwaliteit, maar de laatste 10 jaar zien we eigenlijk vooral verslechtering. De vooruitgang kwam door sanering van de rioolzuiveringsinstallaties en de toevoeging van een vierde zuiveringstrap. Die conclusie durven we nu hard te trekken.

We hadden hele vieze wateren. Die zijn verschoond en staan nu in de grijze middenklasse van ‘niet-zo-hele-vieze wateren’. Maar in het landelijk gebied zijn we tegelijkertijd alle schone wateren kwijtgeraakt. De grijze deken bedekt nu heel Nederland.

En het is bovendien niet genoeg, de lozingsnormen voor rioolwaterzuivering zijn nog steeds te ruim. Het is ook te ingewikkeld gemaakt. Door steeds grootschaliger te zuiveren, ga je van alles door elkaar mengen en moet je steeds intensiever zuiveren. Als je rioolwater op kleinere schaal zuivert kun je veel preciezer kijken welke stoffen je uit het afvalwater moet halen.

Sinds 2010 gaat de landelijke kwaliteit bovendien gewoon weer achteruit. Al die KRW maatregelen leiden bijna niet tot verbeteringen: het fosfaatgehalte gaat van veel te veel naar teveel, maar ecologisch verandert er nauwelijks iets, op een paar uitzonderingen na. Dat leerde de KennisImpuls Waterkwaliteit ons.

 

Groene randjes

Waterschappen investeren veel geld in waterkwaliteit. Hebben maatregelen zoals natuurvriendelijke oevers dan niet geholpen voor de waterkwaliteit?

PV: Nee, het staat best wel leuk die oevers met plantjes, maar de waterkwaliteit is er niet door verbeterd. De waterschappen doen alsof ze heel veel doen, maar in werkelijkheid hebben ze alleen wat groene randjes aangelegd. Neem de Nieuwkoopse Plassen, ook daar zijn nu mooie oeverplanten te vinden, maar als je op onderzoek gaat, zijn er geen waterplanten meer. En dan hebben we te maken met een Natura2000 gebied! De precieze oorzaak is hier nog niet bekend, maar sulfaat zou best de boosdoener kunnen zijn. Ook het effect van klimaatverandering moet niet worden onderschat. Temperatuur en waterdynamiek behoren tot de meest sturende factoren voor de ecologie.

 

Geschiedenis als handicap

Wat is er dan wel bereikt?

PV: Het rivierwater is in voedselrijkdom een stuk schoner geworden. Waterschappen werken ook veel meer samen en het is nu zelfs zo dat het rivierwater dat via de Rijn het westen van het land binnenkomt schoner is dan het water dat naar de zee wordt afgevoerd, de veelal onbekende toxische stoffen daargelaten. De meeste vervuiling wordt dus veroorzaakt in het eigen gebied. Intensieve landbouw, nutriënten en gifstoffen zijn hier de oorzaak van. Als we dat willen oplossen, moeten we de gebieden anders gaan inrichten. Onze geschiedenis is daarbij een handicap. We zijn gewend dat bij waterschappen veruit het meeste van de middelen naar waterveiligheid gaat en dan blijft er maar weinig voor de oppervlaktewaterkwaliteit over, de kosten voor de waterzuivering daargelaten. Dat moet echt anders. Van schoon water kun je veel plezier hebben, het levert veel ecosysteemdiensten. Niet alleen voor de mens (drinkwater), maar ook voor het vee, de landbouw en voor het proceswater dat sommige industrieën gebruiken. Als je kwalitatief goed water hebt, heb je goud in handen. Schoon water is wereldwijd zo ontzettend kostbaar aan het worden.

 

Moeilijke puzzels

Van vies water heb je daarentegen steeds meer last. Je blijft zitten met dood water, dat alleen na intensieve zuivering gebruikt kan worden voor maatschappelijk belangrijke functies. Eigenlijk is de vraag heel simpel: willen we wel schoon oppervlaktewater? Als we dat willen moeten we met de billen bloot en doen wat ervoor nodig is en ophouden met het doorschuiven van de maatschappelijke en sociale kosten naar de toekomst.

We hebben in Nederland graag de mond vol van wat er in Brazilië met het Amazonewoud gebeurt, maar wij kunnen in deze rivierdelta niet eens ons eigen oppervlaktewater drinken. Waarom kunnen koeien niet uit de sloot drinken? Omdat we sinds Mansholt 50 jaar een systeem in stand hebben gehouden dat nooit is getoetst op maatschappelijke kosten.

Dit zijn problemen die prima op te lossen zijn: willen we schoon water, dan kan dat gewoon. In Brabant hebben ze in het stroomgebied van de Dommel de waterkwaliteit grootschalig aangepakt, met goede resultaten. In Overijssel zijn bufferzones aangelegd die ook effectief zijn. Eigenlijk moeten de functies de watersystemen volgen: het water is de baas en wij moeten volgen. Tot nu toe is het bijna altijd omgekeerd: we gaan met technische en technologische ingrepen aan de slag om het water de baas te zijn, maar zijn vergeten hoe sterk de natuur is. Dat werkt niet meer, en het zal niet werken als we de gevolgen van klimaatverandering nog zwaarder voor de kiezen krijgen. Nature-based-Solutions zijn nodig, techniek laten inspelen op de natuurlijke processen. Dat is een moeilijke puzzel om te leggen, want er zijn veel belangen. Maar water moet bepalend zijn, we moeten kijken naar de bodem en de ondergrond en vervolgens bepalen wat er dan wel kan. We moeten de waterpeilen niet aanpassen aan de functies, maar de functies zoeken die passen bij het natuurlijke watersysteem.

Peter de Ruyter, landschapsarchitect, met wie we vorige week spraken, bepleit meer natuurlijke oplossingen. Bijvoorbeeld veengrond gebruiken om water vast te houden, en niet te veel knutselen in het landschap. Ziet u dat ook zo?

Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Het begint bij inzicht in het grootschalige watersysteem en de actoren die daarin werken. Daarbinnen moet je zoeken naar de oplossing waardoor je zo min mogelijk hoeft in te grijpen. Zoek een balans en benut die voluit voor mens en natuur en dat is ook nog kosteneffectief. Het betekent bijvoorbeeld dat je op sommige plekken verzilting niet oneindig hoeft tegen te gaan. Verzilting hoeft ook helemaal niet erg te zijn, een collega schreef eens “Brak is bijzonder”. Sommige functies zullen moeten inleveren en anderen zullen juist meer kansen krijgen. Maar veranderingen, daar houden mensen helaas niet van.

 

De toekomst en de rol van waterschappen

Wat kunnen de waterschappen doen?

PV: Maak een visiedocument, een blauwdruk, waar staan we over dertig jaar? En neem daar juist niet de huidige stand van zaken of heersende opvattingen en belangen in mee. Leg de puzzel opnieuw en beantwoord in je visie de vraag hoe je extremen kunt voorkomen: hoe gaan we om met grote tekorten aan water in de zomer, en met teveel water in de winter? Hoe ga je om met water als de Rijn een regenrivier wordt? En wat voor impact hebben grotere klimaatveranderingen in heel Europa op onze manier van leven?

Er is nu veel meer aandacht voor de waterproblematiek dan een generatie geleden. Toen kregen we als wetenschappers nauwelijks aandacht vanuit kringen van bestuurders. Er zijn nu meer bestuurders die de feiten serieus beginnen te nemen. Wees je ervan bewust dat de waterschappen vanuit ecologisch perspectief nu alleen met kleine groene randjes bezig geweest zijn. Dat is zwaar onvoldoende. We moeten ook proberen ons aan te passen. Door de grote randvoorwaarden te schetsen kun je een optimale invulling van het gebied ontwerpen. Herinrichten en maatregelen worden pas effectief als ze op grote schaal worden toegepast. Een betere landbouw bijvoorbeeld: we exporteren onze kennis op het gebied van hydrocultuur aan China, maar in onze eigen kassen passen we de circulaire en duurzame principes niet toe. Steeds meer boeren laten zien dat er gifvrij gewerkt kan worden.

Zijn waterschappen en andere bestuurders hiertoe in staat?

PV: Ja, maar we moeten leren gebruik te maken van de kennis die de wetenschap biedt. We weten nu veel meer dan twintig jaar geleden. We hebben inzicht in hoe organismen zich aanpassen aan veranderingen. Dat aanpassingsvermogen is belangrijker dan krampachtig doen over soortenlijstjes of over exoten. We weten ook dat je niet alleen lokaal moet kijken. Lokaal gaan dingen goed als dieren en planten ingepast zijn in een grootschaliger gezond ecosysteem. Het gebeurt nog veel te weinig dat deze inzichten toegepast worden.

As ik zelf terugkijk: die eerste twintig jaar was het in mijn vakgebied veel vechten voor je punten. Die twintig jaar daarna werd het veel inhoudelijker, een ontwikkeling waar ook de EU veel ruimte voor heeft geboden. In die tijd is mijn vakgebied opgeschoven van natuurhistorische kennis naar inzicht in de achterliggende mechanismen in de natuur. De ecologie is een harde wetenschap geworden: gebaseerd op cijfermatig onderzoek en dito onderbouwing.

 

Kennis ontwikkelen, maar ook kennis gebruiken

Is het allemaal zo zeker of zijn er nog belangrijke kennisleemtes?

PV: Er zijn nog hele fundamentele vragen te beantwoorden. Hoe kunnen we de zelfreinigingscapaciteit van watersystemen optimaal benutten, welke ordeningswijze van het landschap is daarvoor nodig en wat is balans tussen regionale en lokale maatregelen? Onder welke omstandigheden kunnen huidige, toekomstige, en soms nieuwe ecosystemen gezond en weerbaar zijn? Wat zijn de beste gidssoorten en welke levenscycluskenmerken hebben deze? In de praktijk zouden we willen dat waterschappen maatregeleffecten wetenschappelijk verantwoord monitoren. Nu kiezen waterschappen niet altijd de juiste indicatoren. Vaak worden algen, planten en vissen gebruikt maar die blijken weinig bruikbaar ten opzichte van de ongewervelden met zeer hoog aantal soorten van allerlei pluimage.

Er is kennis nodig. Die moeten we laten zien aan de bestuurders en de bestuurders op hun beurt aan het volk. Nu komt kennis vaak niet eens op de bureaus van de bestuurders. Maar ik zie toch wel een kentering de laatste jaren. De mensen zijn mondiger geworden. De meeste mensen zien de noodzaak om iets te doen en willen luisteren naar de wetenschap. De wetenschap is ook toegankelijker. Kijk bijvoorbeeld naar de klimaatkaart van de WUR. Pak de zaken bij de bron aan, denk grootschalig en kijk naar meerdere functies van een gebied. Dan kunnen we er met zijn allen iets moois van maken. Mensen zijn best te bereiken.

Dorette Corbey, Pepijn Lewis

Link rapport: Ecologische systeembenadering en ecologische systeemanalyse

Gerelateerde berichten